donderdag 17 december 2015

Charles Darwin

Darwin kwam uit een goede familie en hij had de mogelijkheid om een goede opleiding te doen. Hij mocht doctor, net zoals zijn vader, worden, maar hij kon niet tegen bloed. Dan moest hij een andere fatsoenlijke opleiding volgen. De opleiding tot dominee. Hij had alleen een probleem op de opleiding, hij geloofde niet in wat hij sprak. Gelukkig kreeg hij ook lessen in natuurlijke historie, dit vond hij heel interessant.
Een expeditieschip zou Zuid-Amerika in kaart brengen. Darwin was de aangeweze persoon voor de kapitein. Hij vroeg of hij mocht gaan, maar het was een dure grap. Gelukkig kon zijn oom hem helpen, die oom heeft de alle kosten vergoed.
Darwin kwam erachter dat er op de toppen van bergen schelpen lagen. Hij vond er ook fossielen van cavia’s, maar dan zo groot als paarden. Hij kwam er ook achter dat je aan de schilden van schildpadden van de Galapagos eilanden kan herkennen van welk eiland ze komen. Op de Galapagos eilanden kwamen er in die tijd geen zoogdieren voor. Er woonde heel veel reptielen. Speciale soorten, ze leken wel op de landdieren, maar het was een andere soort. Waarschijnlijk waren deze dieren ooit van het land afgekomen en hebben ze zich aangepast aan hun omgeving. Dit wijst op evolutie.
Darwin heeft onwijs veel opgemerkt in zijn 5-jarige reis. Hij zag veel variatie. Variatie in fossielen en in bestaande soorten. Hij kwam er ook achter dat er overcapaciteit was. Binnen no time zouden een paar kakkerlakken uitgroeien tot over de een miljard. Hij kwam er achter dat variatie erfelijk was, zoals de kleur van ogen. Als een van de belangrijkste vondsten kwam hij erachter dat: het soort dat zich het beste weet aan te passen de grootste kans heeft om te overleven, ofwel natuurlijke selectie.
-          Overcapiciteit
-          Variatie
-          Survival of the fittest
Wat is het verschil tussen de evolutietheorieën van Lamarck en Darwin?

Lamarck ging uit van evolutie vanuit een individu. Darwin ging uit van een evolutie vanuit een populatie.

Geloof of echt waar?

Toen de eerste microscopen werden uitgevonden, zagen mensen dingen bewegen in een regendruppel. Het christendom en de islam gingen uit van een schepper, het creationisme. Linneaus wist niet hoe het zat met alle soorten en variaties, de kerk bepaalde namelijk de gedachtegang.
Wetenschappers aan het einde van de middeleeuwen kwamen achter de fossielen. Had god dat neergelegd?  In de renaissance dachten mensen dat god die stenen had gemaakt om wetenschappers te interesseren. Na de 18e eeuw werden de universiteiten groot. Zij gingen graven en in grotten in Parijs, kwamen ze exotische dieren tegen. Cuvier was een veelzijdige man, hij had ook veel kennis van dieren. Hij had door dat het overblijfselen waren van dieren die lang geleden waren omgekomen. Al die dieren zouden vast bij de zondvloed zijn meegenomen.
bijvoorbeeld:
·         1e laag: tijgers en krokodillen
·         2e laag vissen
·         3e laag overblijfselen van ongewervelde dieren.
Toen Cuvier erachter kwam dat er meerdere lagen waren, ging hij ervan uit dat er meerdere zondvloeden zijn geweest. Deze theorie noemen we de: catastrofe theorie van Cuvier.
In dezelfde tijd was lamark ook een wetenschapper. Lamarck en Cuvier zaten aan dezelfde universiteit. Het probleem voor Lamarck was dat Cuvier van adel was. Hierdoor had hij veel te zeggen. Cuvier was zijn concurrent. Lamark was overigens de eerste bioloog. Hij heeft de eerste evolutietheorie bedacht:
Stel je neemt een smid met een sterk lichaam, dan lijken zijn zonen op hem (qua lichaamsbouw). Neem daarnaast een schrijver, die heeft meer tengere kinderen. Lamarck dacht dat behoeften doorgegeven konden worden per generatie. De vader had voor zijn beroep veel kracht nodig, dan worden zijn kinderen ook krachtig. Ook bij dieren zou dit zo zijn. De giraffe zou aan zijn lange nek zijn gekomen, omdat elke generatie streefde naar een langere nek. Elke generatie is de nek dan ook langer geworden tot op het moment dat de nek lang genoeg zou zijn.
Waarom is het dan een evolutietheorie?

Deze theorie heeft hij gebaseerd op waarnemingen. Om deze rede is het ook een theorie: het is nog niet bewezen. Het is een evolutie omdat hij het over veranderingen heeft. 

Wat is symbiose?

Symbiose is het langdurig samenleven van twee verschillende soorten, waarbij de samenleving  voor ten minste één van de organismen gunstig, of zelfs noodzakelijk is. De beide partners heten symbionten. De grootste partner wordt ook wel gastheer genoemd.
Voorbeeld:
De krokodil laat de vogel parasieten op eten op zijn tong. Het is een raar gezicht, want men zou denken dat de krokodil het vogeltje zou eten. In dit geval is het voor de krokodil alleen gunstiger dat de vogel de parasieten opeet. Dan heeft de krokodil er geen last van. De vogel heeft er ook baad bij, die heeft namelijk eten. Deze vorm van symbiose noemen we mutualisme.
Drie vormen van symbiose:
-          Mutualisme: beide soorten hebben er baad bij, het is soms zelfs noodzakelijk
-          Commensalisme: hierbij profiteerd één van de twee, de ander ondervindt geen nadeel

-          Parasitisme: de samenleving is voor een van de partners schadelijk.
   
      

Ernst Haeckel (1834-1919)

‘god schiep, Linnaeus ordent’. Linnaeus heeft de binominale nomenclatuur bedacht. Het is  een methode om organismen in te delen. Tegenwoordig gebruiken we deze indeling nog. Een organisme krijgt twee benamingen.
















  • Genus (geslacht) homo
  • Soortnaam (species) sapiens
Hij had ook een hiërarchische indeling, van hoog naar laag. Hij heeft elk rijk ingedeeld in klasse, dit hielp hem bij het onderscheiden.
Linnaeus onderscheidde niet in domeinen. Soorten waren volgens hem onveranderlijk. Hij maakte ook geen onderscheidt in rassen en verschillende soorten. Zijn theorie klopt op dit punt alleen niet. Kijk bijvoorbeeld naar een muilezel. Een muilezel is een kruising tussen een paard en een ezel, dit niet kan zichzelf niet voortplanten. Een onderscheidt in soorten zou dus wel gemaakt moeten worden. Bij duiven en honden is een onderscheidt in soorten en rassen ook van belang, deze dieren kunnen namelijk met een verschillende soort/ras ‘kinderen’ baren. (ondersoorten)
Haeckel zag wel verwantenschap tussen verschillende soorten. Hij erkende een ontwikkeling. In de tijd dat Darwin met zijn theorie over de ontwikkeling van de mens kwam, zag hij ook ontwikkeling. Hij dacht bijvoorbeeld dat vogels zich uit reptielen hadden ontwikkeld.
Tegenwoordig is het veel makkelijker. Men kijkt naar het genetisch materiaal. Een onderscheidt dat men tegenwoordig legt is Eukaryota, Prokaryota
Eukaryota zijn cellen met een celkern, prokaryota zijn cellen zonder celkern. Nog niet heel lang is het zelfs zo dat de prokaryota ook nog wordt verdeelt in tweeën: Bacteria en Archeae (oerbacterie).
Tegenwoordig hebben we dus een verdeling die er zo uitziet:
·         Eukaryota
·         Bacteria
·         Archeae (oerbacterie)

Bestand:Biological classification L Pengo nl omgedraaid.svg 
Kenmerken van cellen maken een groot onderscheidt in rijk. Je hebt:
·         bacteriën
·         Schimmels
·         Planten
·         Dieren
Het verschil tussen autotroof en heterotroof.
Autoteroof zijn bijvoorbeeld planten, zij kunnen zichzelf voeden (fotosynthese). Heterotrove organismen moeten voedsel zoeken, zij hebben andere organismen nodig om voort te bestaan.
Stammen van het dierenrijk.
Assymerie, veelzijdig of twijzijdig, bouw van het skelet, afwezig/inwendig/uitwending. Neem bijvoorbeeld de afdeling van de gewervelden, zij hebben een inwendig skelet en zijn tweezijdig symmetrisch.
De afdeling van gewervelden is ingedeeld in 5 klassen.
-          Vogels
-          Vissen
-          Amfibien
-          reptielen
-          Zoogdieren
Onderscheidt in:
-          Huid
-          Ademhaling
-          Manier van voortplanting
-          Lichaamstemperatuur
Kenmerken bepalen onderscheidt in klassen.

Kat en hond komen van dezelfde orde, maar niet zelfde familie. Kat komt van de felidea, honden komen van de canidae familie. 









Herinteresse voor de taxonomie

Aristoteles (384- 322 voor Christus).
Aristoteles was de eerste taxonoom. Hij keek hoe de dieren zich onderscheidden. Hij ontdekte dat er warm- en koudbloedige dieren waren en dat er dieren met- en zonder bloed bestaan. Hij had een indeling van hoog naar laag, in levensvormen. Volgens hem stond de mens het dichtst bij de goden en apen stonden ook vrij hoog. Hij ging ervan uit dat soorten onveranderlijk waren. Een soort kan zichzelf ontwikkelen, maar niet meer dan dat. Hij meende dat dieren spontaan ontstonden uit levende materie, ook wel de spontane generatie.  
Zijn leerling Theophatus schreef de eerste plantenencyclopedie.

In de tijd van de Romeinen, was er een kleine interesse voor de natuur. Deze interesse viel weg toen de middeleeuwen begon. Eeuwen lang waren er geen taxonomen en werd er ook niks ingedeeld. Dit veranderde toen er in de Renaissance weer interesse kwam voor planten. Vooral omdat sommige planten geld konden opleveren. De tulp werd populair en erg duur, goed om mee te handelen. Ook kwamen de botanische tuinen op. De interesse en het onderzoek in de levende natuur trok vanaf dit moment weer aan. 

De octopus en het inktvis practicum

In een filmpje hebben we gezien hoe snel octopussen van elkaar kunnen leren. Er werd een test gedaan waarbij er twee octopussen gescheiden van elkaar in een aquarium zitten. Ze kunnen elkaar wel observeren, door het glas heen. De proef wil bewijzen hoe snel de dieren van elkaar kunnen leren en dit doen ze als volgt:
De octopus die in het rechter aquarium zit, weet hoe hij een plastic doos open moet maken, om vervolgens het krabbetje (die er in zit) op te eten. De octopus die links zit, weet dit niet. Het filmpje begint ermee dat ze de plastic doos, met het krabbetje erin, in het linker aquarium zetten. Hierdoor wordt de kat op het spek gebonden, want de octopus weet niet hoe hij bij het lekkere hapje moet komen. Vervolgens halen ze het bakje eruit. Ze zetten het in het rechter aquarium, bij de octopus die weet hoe hij het doosje moet openen. De octopus die niet weet hoe het moet, observeert zijn soortgenoot als hij de doos openmaakt. Op dit moment krijgt de octopus, die het eerst niet was gelukt, weer de doos met een krabbetje. In een keer lukt het de octopus om de doos te openen en het krabbetje te eten.
Het blijkt dus dat octopussen een ongekende intelligentie hebben. Terwijl hun herseninhoud heel klein is, kan het beest bijzonder goed observeren, onthouden en  nadoen. De vraag is waar deze intelligentie vandaan komt, maar dat weet men nog niet.
Het inktvis practicum:
We begonnen met het doorknippen van de mantel, vervolgens legde we deze mantel open. De ingewanden kwamen nu bloot te liggen. Het hoofd zit aan de mantel vast, deze moesten we van elkaar scheiden. Op dit moment hadden we twee delen van de inktvis. Aan de ene kant de mantel, nog met kieuwen eraan en aan de andere kant het hoofd met alle organen.
Als tweede stap hielden we de inwendige schelp eruit. Het was een heel dun, doorzichtig deeltje. De kieuwen vielen op, dit zijn namelijk de enige organen die beter vast zitten aan de mantel, in de plaats van aan het hoofd.
Als derde stap moesten we de kaak, ofwel de papegaaiensnavel, uit de mond halen. Hij heeft een boven- en een onderkaak. Dit was veel lastiger dan verwacht. Uiteindelijk is het wel gelukt.

 

                                    








De papegaaiensnavel en de kieuwen aan de mantel

De mossel was in tegenstelling tot de inktvis, veel makkelijker om te ontleden. Op de laatste foto ziet u een verticale doorsnede van de mossel. Het dier komt aardig met de inktvis overeen, denk aan de mantel en kieuwen.




Ordening en evolutie

Wat houdt het in?
Ordening is het inzicht en overzicht over alles wat op de aarde leeft. Evolutie is het inzicht over de ontwikkeling van al het leven op aarde. Hoe ontwikkeld deze wetenschap zich en welke plaats neemt de mens eigenlijk in?
Natuur is te onderscheiden in de levende en de levenloze natuur. De levende natuur noemt men ook wel biotisch. De levenloze natuur noemt men ook wel abiotisch, bijvoorbeeld een steen, water en wolken.
Als men over evolutie spreekt, gaat het automatisch over de levende natuur. Alles wat onder de levende natuur valt is opgebouwd uit cellen. Om een onderscheidt te maken tussen biotisch en abiotisch, heeft men bedacht dat een organisme zeven levensverschijnselen moet tonen, kenmerken voor leven. Het moet:
1.       Ademen
2.       Voeden
3.       Uitscheiden
4.       Bewegen
5.       Groeien/ontwikkelen
6.       Voortplanten
7.       Waarnemen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Een virus bijvoorbeeld. De virus gaat in één cel zitten en neemt de cel over. Een virus verplaatst, deelt, groeit, neemt waar en voedt zich. Het vertoont dus een aantal levensverschijnselen, maar niet alle.
De wetenschap die zich bezig houdt met het indelen van individuen of objecten in groepen, heet taxa, taxon. Een indeling geeft overzicht en reduceert informatie. Dit leidt tot nieuwe inzichten en wetmatigheden.
De levende natuur wordt ingedeeld in vier rijken. Deze rijken zijn gebaseerd op de eigenschappen van cellen:
·         Bacterierijk
·         Schimmelrijk
·         Plantenrijk

·         Dierenrijk